Wat is ecofeminisme? En waarom vormde het de basis voor het essay Voor wie willen we zorgen?, dat Dirk Holemans, Marie-Monique Franssen en Philsan Osman schreven? Dat komen de schrijvers binnenkort zélf uitleggen in De Studio.
Maar eerst: iets over die term, ecofeminisme. Die is licht verwarrend. Want wat hebben ecologie en feminisme met elkaar te maken? Best veel, zo blijkt.
De basisgedachte van het ecofeminisme is dat de eeuwenlange onderdrukking van vrouwen dezelfde oorsprong heeft als onze destructieve omgang met de natuur, namelijk een ideologie van overheersing en onderdrukking, die opgang maakte in de zeventiende eeuw en sindsdien nooit is weggeweest. Dat zegt Philsan Osman, schrijfster en activiste en co-auteur van Voor wie willen we zorgen? in een interview met De Morgen (DM, 10 december 2021). De vraag die het essay stelt, is immers pertinent en actueel. Voor wie willen we, als maatschappij, zorgen?
Osman: ‘Je moet je maar eens afvragen wie er in de slechtste wijken woont met de meeste luchtvervuiling. Heel vaak zijn dat mensen van kleur. Als je met ecologie bezig bent, moet je je jezelf telkens de vraag stellen welke impact klimaatverandering heeft op groepen in de samenleving die in de marges staan van de samenleving op basis van hun achtergrond en identiteit. Daarom is een intersectionele aanpak van de problematiek zeer belangrijk. Met die term doelen we niet alleen op de verschillende overlappende identiteiten van een persoon, maar ook op hoe deze identiteiten beïnvloed worden door de bestaande structuren: wat is de impact van klimaatverandering op mensen die deel uitmaken van gemarginaliseerde groepen?’
‘De politiek heeft een verpletterende verantwoordelijkheid’
Co-auteur Dirk Holemans pikt hierop in om het ecofeminisme te linken aan antiracisme.
‘Je kan ons hele koloniale verleden linken aan hoe we met de natuur omgaan. Denk maar aan hoe de Britten Australië binnen zijn gekomen. Daar woonden natuurlijk al mensen, maar de manier waarop zij met het land omgingen, werd niet beschouwd als economisch nuttig en dus vonden de Britten het evident dat ze zich dat land toe-eigenden. Ook vandaag worden gemeenschappen elders in de wereld geacht plaats te maken voor onze honger naar grondstoffen, denk maar aan de mijnbouw in Peru of de kap van tropisch regenwoud in Brazilië.’
Daarnaast raakt het ecofeministische essay andere thema’s aan. Thema’s die voor veel mensen wellicht minder als een ver-van-mijn-bedshow aanvoelen dan de klimaatcrisis (ook al zien we bij wijze van spreken elke dag in onze achtertuin hoe die zich ontvouwt). Thema’s zoals wonen mobiliteit.
Marie-Monique Franssen: ‘Het is onbegrijpelijk dat er niet wordt ingezet op het openbaar vervoer maar wel op de individuele aankoop van een wagen. Als je kijkt naar wie er in steden op de tram en de bus zit, weet je nochtans dat je zo niet enkel voor vergroening kiest maar ook een beleid voert op maat van wie het moeilijk heeft.’
Holemans: ‘De politiek heeft op het vlak van wonen een verpletterende verantwoordelijkheid. Er wordt geopperd dat het te duur is om er publieke middelen in te investeren, maar als we nog twintig jaar wachten, wordt het pas écht duur. Pepinster is daar een pijnlijke voorbode van. Het is onder meer cruciaal om 100.000 sociale woningen extra te realiseren zodat mensen met lage inkomens energiezuinig kunnen wonen. Dat is niet alleen goed voor het klimaat, het haalt ook de druk van de woningmarkt.’
Voor wie willen we zorgen? Ecofeminisme als inspiratiebron. Uitgeverij Epo, €15
Boekvoorstelling op woensdag 23 maart