Podium
Tim Oelbrandt: ‘Magie is zoiets als de force in Star Wars: ze overkomt mij’
Weinig mensen hebben op hun achtendertigste al zoveel levens geleid als Tim Oelbrandt. Als skileraar reisde hij de wereld rond - mét zijn goocheltrucs in de achterzak. Nadat hij zijn dubbelleven van skileraar-goochelaar vaarwel had gezegd, werd hij lichttechnicus. Tot de drang om zelf voorstellingen te maken de kop opstak.
‘Toen ik beeldende kunsten studeerde aan de kunsthumaniora, het toenmalige SISA, begon ik tijdens de schoolvakanties in Oostenrijk skiles te geven. Je moet je daar niet te veel bij voorstellen, het was veredeld babysitten op een bende klein petotters die voor het eerst op de latten stonden. Maar het skiwereldje trok me enorm aan. ‘s Ochtends kreeg ik gratis skiles, ‘s namiddags gaf ik zelf les en ‘s avonds kon ik de beest uithangen in de après-ski. Wanneer ik dan een pint op had, begon ik truukskes te doen.’
Truukskes?
‘Goocheltrucs. Ik goochel al van toen ik in de lagere school zat. Dat was mijn hobby. Ik was de grootste nerd van de klas. Ik had wel vrienden, maar ik was geen populair kind. Het liefst van al zat ik in mijn slaapkamer goocheltrucs te oefenen. Maar toen ik op mijn zestiende in Oostenrijk dus plots tussen de cool people op de skilatten stond, bleek dat ik me populair kon maken met mijn goocheltrucs! Tot de baas van de après-skibar doorhad dat zijn klanten geen drankjes meer bestelden omdat ze naar mijn goochelkunsten aan het kijken waren. (lacht) Hij deed me een voorstel: kom hier een avond per week je goochelkunsten tonen, op een bierbak achter de bar, en dan zien we wel of het iets wordt. In no time werd mijn goochelshowtje daar in Oostenrijk een gigantisch succes. Op de duur moesten ze de deur zelfs op slot doen zodra mijn show begonnen was, omdat de mensen tot buiten stonden aan te schuiven.
Het duurde niet lang voor ik élke avond optrad en dat was een prima leerschool, want ik bespeelde een breed publiek van Nederlanders, Duitsers, Oostenrijkers, … Ik bracht mijn trucs veel platte humor, in een soort nep-Tirools. De echte Tirolers zullen gedacht hebben: wat kraamt die loser allemaal uit? (lacht) De Duitsers vonden het geweldig, want die begrepen wat ik zei. En de Nederlanders hadden niet door dat ik Nederlands sprak - wat handig was om onverwachts in te grijpen wanneer zo’n Hollander een al te bijdehante opmerking maakte.’
Je zegt nu wel terloops dat je je publiek bespeelde met humor, maar het kan toch niet evident geweest zijn om als slaapkamergoochelaar ineens voor een publiek te staan?
‘In het begin had ik te weinig trucs, dus vulde ik mijn show op met humor. Gaandeweg schoof dat steeds meer op naar stand-upcomedy. Dat was niet per se de bedoeling, maar omdat ik merkte dat mijn grappen werkten, durfde ik telkens een stapje verder te gaan. Soms lukte dat, soms niet. Maar zo groeide mijn materiaal wel.’
Je spreekt met een zekere nostalgie over die periode.
‘Na de humaniora ben ik niet verder gaan studeren, want ik voelde me echt thuis in die skiwereld. Ik leerde veel mensen kennen en bouwde een internationaal netwerk uit. Na Oostenrijk belandde ik in Australië, vandaar ging ik naar Japan. Stond ik ineens voor een publiek van Japanners, Hongkongers en expats te goochelen!
Na zeven jaar was ik dat nomadenleven beu. Ik was vijfentwintig en ik had niets opgebouwd. Tussen de skiseizoenen door sliep ik bij mijn ouders. Dat werd op de duur té raar. Ik begon na te denken over mijn toekomst: wat als ik morgen zwaar ten val kom en nooit meer kan skiën? Ik schreef me in voor de opleiding lichttechnicus bij Syntra. En terwijl ik wachtte op een visum voor Canada - waar ik als helikoptergids zou gaan werken, een laatste grote skidroom die ik wilde vervullen - liep ik stage op de Lokerse Feesten. Via-via belandde ik vervolgens in de Roma. Daar kreeg ik mijn eerste vaste contract als lichttechnicus.’
Wat een contrast: van het natuurschoon in de bergen naar een donkere concertzaal.
‘Door al die jaren in het skiwereldje door te brengen, was ik het bestaan van een cultuurwereld een beetje uit het oog verloren. Nochtans was ik als kind al gebeten door theater en circus. Die fascinatie kwam terug zodra ik met artiesten als Alexander Vantournhout ging samenwerken. Al bleef het goochelen ook daarin een prominente rol spelen, hoor: van lichttechnicus evolueerde ik tot magic consultant van Alexander. Ik hielp hem om dingen te laten verdwijnen en verschijnen.’
‘In het theater kun je maatschappijkritisch zijn en dingen zeggen die je in een goochelshow niet zou zeggen.’
Intussen ben je zelf theatermaker. Wat is het grootste verschil met de goochelact die je destijds in de skioorden opvoerde?
‘Tijd. Tijd is het grootste verschil. Weet je waarom beroemde goochelaars steeds dezelfde drie of vier goocheltrucs tonen? Omdat ze die trucs tot in het extreme blijven verfijnen, hun hele carrière lang. Wanneer je theater maakt, heb je een gemiddelde looptijd van pakweg anderhalf jaar tussen idee en voorstelling. In die tijd moet je nieuwe trucs bedenken, uitwerken, oefenen en perfectioneren. Het probleem is dat voor dat laatste geen tijd overblijft. De dynamiek van theater maken matcht hoegenaamd niet met die van goochelen.’
Wat houdt dat verfijnen dan precies in?
‘Het verbeteren van het onmogelijke. Een goocheltruc confronteert je altijd met beperkingen. Stel: mijn regisseur wil dat ik op een stoel ga zitten om een deel van het verhaal te vertellen. Dat gaat niet zomaar, want op die stoel ligt iets wat ik binnen tien minuten nodig heb om een goocheltruc te doen slagen. Je kunt dan beslissen om dat item weg te halen van die stoel en te doen wat nodig is om je verhaal zo goed mogelijk te vertellen - per slot van rekening maak je theater en geen goochelshow. Maar bij mij wringt dat, omdat ik wéét dat ik, als ik er maar lang genoeg sleutel aan mijn truc, een punt kan bereiken waarop ik dat compromis niet hoef te sluiten. Het is een stiel die nog niet lang bestaat, de mix van goochelkunst en theater. Dat voel ik. Het publiek moet nog overtuigd worden, maar dat vind ik juist interessant.’
Je wil je publiek meenemen in een verhaal, en niet alleen maar trucjes tonen.
‘Dat is het fijne aan theater maken: je kunt er veel meer doen dan een truc. Je kunt maatschappijkritisch zijn en dingen zeggen die je in een goochelshow niet zou zeggen. Die edgy kant zoek ik graag op. In mijn voorstelling Brain Freeze speelde ik een psychopaat die het eeuwige leven nastreeft door zijn hersenen te downloaden en bezit te nemen van het lichaam van iemand anders. In Spirals speel ik dan weer een eenzame man die rare dingen begint te doen.’
Je voorstelling Spirals heeft al meerdere gedaantes gekend. Ze bestond al lang vóór je ze in De Studio verder uitwerkte.
‘De kiem van die voorstelling is inderdaad jaren geleden ontsproten. Met de prille versie van Spirals ambieerde ik om door te breken in de variétéwereld, de wereld van de grote acts. Een wereld die zich niet in België bevindt, maar in Nederland, Duitsland, Frankrijk en bij uitbreiding in Las Vegas en Macau. Maar daar was die act veel te poëtisch en kwetsbaar voor. Spirals spelen na een paaldansact: dat werkte voor geen meter. Toch voelde ik tóén al dat er iets in zat, iets wat het publiek raakte.’
In Spirals laat je jezelf verdwijnen. Een metafoor voor de kunstenaar die zijn werk achterlaat en zijn ego laat oplossen?
‘Helemaal. Dat ego is precies waarop ik vastliep in het goochelen. Want ook al heeft een goochelaar er geen slechte bedoelingen mee: wat hij doet, doet hij om applaus te krijgen voor zichzelf. Kijk, beste publiek: ík laat iets verdwijnen, ík laat iets verschijnen. Dankuwel! Een goochelaar wil altijd de eer opstrijken. In Star Wars zeggen ze altijd ‘may the force be with you’. Wel, die force bestaat, en een Jedi kan ze gebruiken, maar hij kan ze niet claimen want ze behoort hem niet toe. Magie is voor mij hetzelfde als de force. In mijn theaterstukken moet de magie alle eer krijgen, niet ikzelf. De magie overkomt mij. Daarom verdwijn ik op het einde van Spirals. Het applaus komt omdat ik er niet meer ben. Het applaus is voor dat magische moment van poef, die is weg. En niet voor: poef, de goochelaar heeft hier iets laten verdwijnen.’
Je wil de illusie van echtheid ophouden, terwijl we in het theater net de willing suspension of disbelief eren: we geloven tijdelijk in de leugen.
‘Die grens vind ik juist interessant, en daarom zal ik altijd blijven werken onder mijn eigen naam, Tim Oelbrandt. Op die manier speel ik met de percepties en verwachtingen van het publiek. Ik wil de mensen laten twijfelen: zou dit nu echt zijn? Méént die dat nu?’
Vind je het jammer dat het niet gelukt is om door te breken in die grote variétéwereld?
‘Goh, het is nooit echt op mijn pad gekomen. Of misschien wel, één keertje, toen ik de kans kreeg om als vaste act te gaan spelen in Macau, China. Macau is een gokstad zoals Las Vegas, maar dan groter en moderner. Ik zag het niet zitten om daar te gaan wonen, dus op dat voorstel ben ik niet ingegaan. Voorts zat ik gewoon niet in dat Duits-Nederlands-Franse circuit. Er was in België ook niemand die me daarnaartoe kon begeleiden. In Nederland is het anders, daar wordt het goochelvak nog altijd van meester op meester doorgegeven, en zo kom je automatisch in dat netwerk terecht. Maar eerlijk: dat netwerk is even oubollig als de goochelkunsten zelf.’
Wanneer jij iets doet, gebeurt het altijd op jouw voorwaarden, hè?
‘Dat is iets wat ik mezelf beloofd heb toen ik terugkeerde naar België na mijn buitenlandse skireizen: ik ga dit vrije, avontuurlijke leven niet zomaar inruilen voor eender wat. Het moet iets zijn waar ik gelukkig van word. En ik ga niets tegen mijn goesting doen. Ik weet heel goed wat ik wil. Geld is geen drijfveer, ik hoef niet rijk te worden. Ik wil vooral leven volgens míȷ́n regels.’
Is dat vrijbuiterschap ook wat het zo’n goeie match maakt tussen jou en De Studio?
‘Totaal! Ik herken mezelf in de manier waarop De Studio zich profileert. No-nonsense. Vrij. Zelfzeker maar niet arrogant. Als je een goed idee hebt, krijg je hier de ruimte en de steun om het uit te werken. Zo eenvoudig is het en dat past heel goed bij hoe ik zelf denk en werk. Gewoon dóén. Proberen. En wat niet marcheert, gooien we weg.’
Hoeveel ontwikkelingspotentieel zit er nog in jouw unieke mix van theater en goochelkunst?
‘Er is al veel gedaan, maar er is ook nog veel te ontginnen. Bovendien zijn er in dit genre weinig voorstellingen te zien in Vlaanderen. Het werk van inspirerende makers als Yoann Bourgeois of James Thierrée komt niet tot hier. Daar zit voor mij het potentieel: ik wil de goochelkunst terug naar het theater brengen. Natuurlijk heeft het goochelen ook zijn plek in de entertainment- en animatiewereld. Maar het hoeft niet altijd een clown te zijn met ballonnen. Magie kan ook iets puur en poëtisch zijn.’
Interview: Floor Deckx & Simon De Vos
Beeld: Katoo Peeters