Meester Bram droomt ’s nachts dat hij lesgeeft in een taartdoos
allicht omdat hij overdag geroepen heeft te boos, te hard:
‘Aandacht is een te verdelen taart en op is op!’
De muren zijn van wit karton met slagroomsporen
waar normaal de ramen zitten. En in zijn klaslokaal
is juist een touwtrekwedstrijd aan de gang,
met aan het ene einde van het taartlint
zijn eigen zesentwintig leerlingen en aan de andere kant
vijf bengels van juffrouw Kim die hij moet opvangen
sinds de burn-out-vampier haar half leegdronk langs de hals.
Plots staren alle eenendertig kinderen naar het doosplafond,
als vreesden ze het mes
dat de aandachtstaart waarover hij het had
nu elk moment verdelen kan en dat misschien per ongeluk
dwars door hen heen zal gaan. Dwars door hun hoofd
dat nog geen wijzers lezen kan, dwars door hun hart
waarin de toekomst nog geen buitenwipper van het nu is.
Tsjak, tsjak, tsjak.
Wat later vult een vreemd gezoem de taartdoosklas,
tzz, tzz, tzz, bij elke vinger van een kind die in de hoogte gaat.
Pas wanneer het is aangezwollen tot een luide drom,
snapt meester Bram dat het hun vragen zijn
die hij onmogelijk beantwoord krijgt met maar één stem,
één blik per keer, één longenpaar, één enkele appel in zijn tas
van de boom van kennis van het werkgeluk geplukt, gejat.
‘Op is op!’ roept hij opnieuw, waarna gesnotter en gesnik weerklinkt
en kleine Farida fluisterend herhaalt
wat hij tot eigen scha en schand eens door totale uitputting
heeft gezegd: ‘Niet huilen, want voor een zee van kindertranen
heeft meester Bram geen zwembrevet.’
Ruth Lasters reageert als onafhankelijk stadsdichter op het lerarentekort dat in alle
provincies woedt, zeker ook in Antwerpen. Haar kersverse blog
www.mevrouwustaatvoorhetbord.com is haar persoonlijke antwoord op de burn-out-golf
die de sector teistert.