Zoals de vampier in het midden van de nacht wakker schrikt en met een hoofd vol avonturen uit zijn kist stapt, zo openden wij op 9 juni opnieuw onze deuren voor het publiek. In het begin nog een beetje stram in de ledematen, maar al gauw zorgden de eerste ontmoetingen met het gretige publiek voor een lichte vorm van euforie. Wij filmliefhebbers zijn nachtdieren die onweerstaanbaar worden aangetrokken tot de duisternis van een bioscoop, we vinden het fijn gehypnotiseerd te worden door een groot scherm, we laten bizarre films rammelen met onze emoties, we nemen onwaarschijnlijke zaken aan voor waar en voelen ons daar meer dan uitstekend bij, dankuwel.
Er is de voorbije periode veel gezegd over het nakende einde van de bioscoop: corona zou eindelijk hebben duidelijk gemaakt dat filmzalen tot het verleden horen en dat in de toekomst mensen alleen nog in hun eentje of in hun kleine bubbel voor een klein eenzaam scherm zouden plaatsnemen. Op hun flatscreens, hun tablets of – godbetert – op hun smartphone in de bus.
Het is met deze toekomstvoorspelling zoals met vele andere toekomstvoorspellingen: ze slaan de bal mis en wanneer de toekomst er ook echt aankomt, is iedereen de driestuiversprofeten vergeten.
Ter herinnering: vlak na de Tweede Wereldoorlog beleefde het bioscoopbezoek in vele landen een hoogtepunt. In België werden toen meer dan 150 miljoen tickets verkocht per jaar. De bioscoop was op dat moment ook de enige plek waar een publiek naar bewegende beelden kon kijken. Met de komst van de televisie een decennium later veranderde dat publiek radicaal. In 1980 was het toeschouwersaantal in de Belgische bioscopen gezakt tot 20 miljoen. Voortaan zouden er twee soorten kijkers zijn: de consument van bewegend beeld die in de huiskamer volledig aan zijn trekken komt en daarnaast de filmliefhebber voor wie de bioscoop het perfecte lustoord is voor de perfecte beleving van een film.
Sinds 1980 zijn die cijfers nooit meer fundamenteel veranderd. Het ene jaar was de opkomst wat hoger, het andere jaar wat lager. Nochtans veranderde de bioscoopcontext na 1980 tot in zijn diepste vezels en zou de wereld kennis maken met nieuwe technologieën die de entertainmentwereld compleet herformatteerden. In alle huishoudens verschenen personal computers, we kochten massaal dvd’s, videogames, gsm’s en later smartphones en tablets. Plots was ook iedereen verbonden via internet en sociale media en konden films online worden bekeken.
We leven vandaag op een totaal andere planeet dan in 1980 en toch stond de teller in 2019, het laatste jaar voor de pandemie, nog op 19.500.000 filmtickets, exact hetzelfde aantal als in 1980. Intussen was niet alleen de wereld, maar ook de bioscoop veranderd: eind jaren tachtig ontstonden de eerste multiplexen die in Vlaanderen wijd en zijd ingeplant raakten. Culturele vertoningsplekken daarentegen kon je er op twee handen tellen: zes arthouse-bioscopen voor heel de Vlaamse regio. Ter vergelijking: Nederland telde er meer dan honderd, Frankrijk meer dan duizend.
De jongste jaren vertonen de nationale statistieken een dalende tendens voor de toeschouwersaantallen in de multiplexen, bij de culturele vertoners gaan de cijfers in de omgekeerde richting: vooral de arthouse-bioscopen zien hun publiek aanzienlijk toenemen.
Het onwaarschijnlijke groeifenomeen bij de culturele vertoners bleef niet beperkt tot België, het viel in heel Europa te bekennen. Plots begon men overal nieuwe arthouse-bioscopen te bouwen, zelfs in Vlaanderen. De Cinema is een van die nieuwe zalen. Het is geen klassieke arthouse-bioscoop die elke dag de nieuwe releases op het publiek loslaat, maar een heel ander prototype. De Cinema stelt zich op naast de dynamiek van de markt en kijkt naar film vanaf de zijkant, met een groot hart, met grote ogen en grote nieuwsgierigheid. We brengen niet zomaar de volgende film op de releaselijst, we kijken naar film als een bij uitstek artistiek en maatschappelijk medium.
We vertonen in theorie niet de grote publieksfilms, want die worden al vertoond in de vele Vlaamse multiplexen, maar we zeggen nooit nooit. We programmeren in eerste instantie films op maat van diverse publieken, verschillende gevoeligheden en interesses, verschillende leeftijden en uiteenlopende niches.
Een brede kijk op cinema vraagt van het programma een aantal strategieën om het publiek niet te laten verdwalen in de veelheid van het aanbod. Vandaar de bewegwijzering aan de hand van een aantal eenvoudige labels: aan de ene kant de films die vandaag gemaakt worden, aan de andere kant de films die in het verleden werden gemaakt en die zoals de echte klassiekers dat doen, het verleden op een verrassende manier opnieuw actueel laten worden.
Daarnaast vertonen we een aanzienlijk deel van ons programma onder het motto In Samenwerking Met. In dit onderdeel (cinemaISM) geven we het curatorschap uit handen. We nodigen filmliefhebbers uit met markante smaak of organisaties met een culturele of maatschappelijk missie om hun expertise te delen. Niet alleen met de eigen achterban, maar ook met andere publieken. ISM is meer dan een pragmatische overweging. Dialoog en uitwisseling van ideeën zijn een belangrijk onderdeel van de filosofie.
Verder is er natuurlijk onze geprivilegieerde samenwerking met De Studio en met het M HKA en zijn er ook de klassieke doelgroepen. Het jonge publiek dat we zo jong mogelijk willen onderdompelen in een bad van verbeelding en creativiteit. En de liefhebbers van specifieke genres, zoals de documentaire, de kunstenfilms, enz.
We programmeren ook graag vanuit een bredere thematische insteek, vanuit een invalshoek die groter is dan een individuele film. Vaak krijgt dit soort vertoningen vanzelf een meer evenementieel karakter, zoals de vele filmfestivals die we graag te gast hebben.
Samengevat: De Cinema biedt Cinema met een hoofdletter. We zijn gretig en nieuwsgierig en dat delen we graag met ons publiek. Niet alleen in het seizoen 2021-2022, maar ook de jaren nadien.