Zijn eerste inspiratie voor ACHTER DE BOSSEN, VOORBIJ HET MOERAS ('KRABAT') vond schrijver en regisseur Jan Van Dyck in de gekende jeugdroman Meester van de zwarte molen van de Duitse auteur Otfried Preussler – een boek dat hij zelf verslond toen hij een jaar of twaalf was. Achter de bossen, voorbij het moeras (‘Krabat’) is echter geen bewerking van deze roman. De voorstelling is een oorspronkelijke creatie gebaseerd op dezelfde legende waarmee Preussler aan de slag ging.
Die manier van werken is in het theater niet ongebruikelijk. In zeker opzicht is de theatergeschiedenis een zich telkens opnieuw toe-eigenen van een steeds omvangrijker wordend reservoir aan thema’s en motieven. De oude Griekse tragici herwerkten hun eigen mythes en legenden; vijfentwintig eeuwen later voerde de Duitse toneelauteur HEINER MÜLLER in zijn fragmentarische postmoderne stukken nog steeds diezelfde figuren uit diezelfde verhalen op als deel van ons collectieve bewustzijn.
De term “REPERTOIRE” wordt meestal gebruikt voor een verzameling klassieke toneelteksten die steeds opnieuw worden geënsceneerd. Het is echter ook mogelijk om in bovenstaande zin het begrip repertoire in te vullen. Voor een schrijver en regisseur als JAN VAN DYCK bestaat de uitdaging er dan in om deze thema’s en motieven op een dusdanige manier in te zetten dat ze herkenbaar zijn voor het HIER EN NU, maar deze tezelfdertijd ook overstijgen, OERBEELDEN oproepen en een tijdloze betekenis verwerven. Een concreet voorbeeld hiervan: tijdens het werk aan ACHTER DE BOSSEN, VOORBIJ HET MOERAS ('KRABAT') spraken we zowel over de jongen uit Oostende die vijf jaar geleden door zijn stiefvader werd gefolterd en uitgehongerd als over wereldwijd gekende sprookjes als Sneeuwwitje en Doornroosje, waarin een prins het meisje “WAKKER” kust en die alzo het toonbeeld van een alles overwinnende LIEFDE geworden zijn.
De liefde als sleutel om te worden BEVRIJD uit een uitzichtloze situatie is een van de elementen die de KRABATLEGENDE en ACHTER DE BOSSEN, VOORBIJ HET MOERAS ('KRABAT') met elkaar gemeen hebben. De LOKROEP die uitgaat van het onbekende en mogelijk zelfs gevaarlijke – veruiterlijkt door de BOSSEN, maar ook door het meisje - is een ander. Ook het gegeven dat de tijd sneller gaat dan het hoofdpersonage zich REALISEERT, komt in de beide terug.
Het grootste onderscheid ligt in de CONCRETE omstandigheden van de plot, en de consequenties daarvan. De KRABATLEGENDE installeert een fantasywereld, waarin de plot zich zeer lineair ontwikkelt. Het ligt voor de hand om de legende als een BILDUNGSVERHAAL te beschouwen. De zwarte molen waarin KRABAT verzeild geraakt, is een plek waar kinderen volwassen worden. KRABAT moet het KWAAD een plaats in zijn leven geven, pas dan kan hij verder.
De situatie waarin de jongen uit ACHTER DE BOSSEN, VOORBIJ HET MOERAS ('KRABAT') terechtkomt, is zo mogelijk nog prangender. Zijn stiefvader slaat hem, met een COMA tot gevolg. De wereld uit de voorstelling is er een die zich geheel en al in zijn HOOFD afspeelt. De coma kan echter evenzeer als de MOLEN in de legende worden geïnterpreteerd als een “PLEK” waar de jongen tot volwassenheid kan komen. Vóór zijn COMA is de jongen ervan overtuigd dat hij een dieper inzicht in het leven heeft dan de meeste mensen in zijn omgeving. BESCHEIDENHEID is niet bepaald zijn grootste kwaliteit. Hoe PARADOXAAL ook, pas zijn coma biedt hem wérkelijk de mogelijkheid om “de kunst van het zien”, zoals schrijver en regisseur Jan Van Dyck het noemt, op te doen. Als hij uit zijn coma komt, zal hij een RIJPER iemand zijn. Zal hij daar echter ook in slagen? Er is geen garantie op SUCCES.
Peter Anthonissen