door Haus
Het raam staat open. Een zachte wind waait in de kamer.
Wanneer dit raam open staat, dan komen ze binnen.
Je bent alleen in een groot huis en alle ramen staan open. De wind tocht door de kamers en gangen. Je hebt het koud en je besluit één voor één de ramen te sluiten. Je loopt de trappen op naar de tweede verdieping en gaat naar de zolderkamer. Daar sluit je de dakramen. Je sluit de zijramen. Je sluit het raam op de trapgang. Je weet niet of je binnensluit of buitensluit, maar met elk gesloten raam wordt het windstiller in het huis. Je gaat één verdieping naar beneden. Je sluit de grote ramen van de slaapkamers. De lange gordijnen hangen nu weerom roerloos tot op de grond. Je sluit het raam in de badkamer. Je gaat naar beneden. Je sluit de ramen van het salon en het raam in de keuken. Je sluit het raam in de inkomhal. Nu enkel nog het kleine raam van het toilet.
De deur van het toilet staat op een kier. Je doet de deur open. Op het toilet zit je moeder. Niet je moeder zoals je haar kende, maar je moeder voor je geboren was. Je moeder als heel jonge vrouw. Je bent bevangen door haar schoonheid: haar wangen blozen, haar lippen zijn gezwollen en rood als rijp fruit, haar ogen kijken verleidelijk, alsof ze heel stout is en tegelijkertijd heel lief. Ze lijkt je met haar blik te willen lokken. Ze knippert met haar lange wimpers. Zo kijkt ze je aan terwijl ze op de toiletpot zit. Je moeder draagt een lang zwart kleed en haar schouders zijn in donkerpaarse doeken gehuld. Ook op haar schoot liggen donkere doeken. Wanneer ze ziet dat je ernaar kijkt, glimlacht ze en uit de doeken haalt ze een baby tevoorschijn. Je herkent onmiddellijk je eigen dochter. Hoewel ze er bijna levenloos uitziet, pruttelt ze eventjes en kucht. Dan valt ze weer in slaap op de schoot van je moeder. Roerloos ligt daar je dochter als zuigeling. Meer een voorwerp dan een mens. Wanneer je je blik terug opricht naar het gezicht van je moeder is het veranderd. Het lijkt tweedimensioneler geworden. Haar ogen staan nog steeds recht in de jouwe, maar ze lijken in de breedte uitgerekt. Zwarte ogen die vochtig glanzen. Je huivert maar kan je er niet van losmaken. Ook haar mond is breder geworden. Haar lippen zijn dun en verschrompeld. Je buigt je traag naar haar gezicht toe. In haar mondhoeken zie je rimpels en barsten. De randen van haar neusvleugels zijn rot en al aan het ontbinden. Ook haar wangen zijn aan het vervallen. De huid valt van haar gezicht. Je wil je dochter redden maar wordt steeds dichter naar je moeder toe getrokken. Wanneer je uiteindelijk de kracht vindt je handen te bewegen en naar je dochter te reiken, slaat ze de doeken er weer omheen en zegt ze: “I’m afraid Shady’s cough is more than just a cough, my dear.”