James, Marcel, Virginia
Mijn overvolle leven haalt mij in. De uren die ik slijt op ons gammele, ouderwetse openbaarvervoersnet zijn bijna niet te tellen. Ik heb het ooit eens geprobeerd, weet je. Ik wou heel precies weten hoe lang ik nu per dag, per week, per maand rondreisde. Ik begon meticuleus tijdstabellen, buskaartjes en treinbiljetten bij te houden.
Ik maakte zelfs schema’s met reislijnen over heel België; zo ver ging het. –Je kan wel denken dat mijn Don Quichote-daad uitliep op een sisser. Momenten van grootse plannen, haast onrealiseerbaar, hangen bijna onlosmakelijk vast met momenten van grootse ontgoocheling, met momenten van een diepe val, een leeg blad.
Hoe kan het dan dat zo’n ogenschijnlijk boeiende leven, vol ontmoetingen, kleine reizen, ups en downs die writer’s block in stand houdt? Onwaarschijnlijk toch? Mijn zintuigen staan op hyperspeed. Ze slaan alles nauwkeurig op wat ze zien, ze vertellen honderduit aan omstaanders en toehoorders. Maar de effectieve vertaling op papier lukt niet. Wat is er aan de hand? Is het wel literaire plankenkoorts of is het onkunde? Is mijn onvermogen zintuiglijke en cerebrale indrukken coherent en leesbaar te maken geen klassiek geval van onkunde. Is het mogelijk te denken dat vroegere literaire exploten geboren werden uit puur geluk en toeval? Word ik dan alsnog die artistieke parvenu? Die van “Je weet wel, dat boek moet je lezen. Geweldig!” en die geaffecteerd opschept over die nieuwe it-schrijver. Ik twijfel. Ik heb zelfs geen idee of ik twijfel aan mijn kunnen of aan mijn positie binnen een artistieke wereld. (Die als je ’t mij vraagt sowieso gedomineerd wordt door parvenu’s van bovenstaand kaliber.)
Misschien moet ik maar ophouden met reflecteren over poëtica’s en theorieën. Gaat het dan toch niet om belezen zijn? Liefste, allerliefste modernisten, er is toch veel meer nodig dan een getroebleerde geest om een schrijver te zijn? Laat staan zich er een te noemen…
Daarom schrijf ik jullie aan. Ik lees jullie, in de hoop mezelf terug te vinden in jullie verwoordingen. Hoe jullie vrij en experimenteel omgingen met jullie indrukken en twijfels. Hoe jullie je konden onttrekken aan dat literaire toneel en tegelijkertijd deel van uitmaakten. En toch is het gek dat ik me in jullie bijzijn nooit hopeloos of ondermaats voel. Neen, dat is geen grootheidswaanzin. Het is het rustgevende besef dat ik niet eens tot jullie schouders kom qua grootheid. Ik voel zelfs geen aspiratie om tot in het firmament der letteren te stralen. Ik wil er enkel in slagen een eigen idioom te vinden. Die paar woordelijke vegen op het scherm. Die ene emotie, onttrokken van sentiment maar doordrongen van echtheid.
Kom tot mij, ik verwacht jullie.
Tim