De gastbijdrage deze week is van Wouter Steyaert. Hij schreef drie gedichten.
Bij de dood
Laat mij maar liggen bovengronds
afgescheiden van lof en ironie
geweerd van de speen
waarover we het laken heen en weer trokken.
Ik stel het wel in mijn houten huis
zo ver en even dicht bij u.
Laat mij maar liggen bovengronds
wachtend op een licht, een toehappend inzicht
laat mij de rug keren van al wie heeft getracht.
Ik heb u goed begrepen
en werd al zoveel bemind.
Het wenende meisje
Jammer toch, een wenend meisje,
en nog zo jong. Meent ze dat wel,
zo’n groot verdriet? Want tussen haar tranen
kan ik niet goed zien.
Zie ze staan, zo beteuterd,
en waarom? Heeft haar vriendje
haar daar zo afgezet? Of heeft ze soms
een hele zware kwaal?
Ik weet niet wat er scheelt
met dit bleke meisje. Ze zegt
helemaal niets, en vanwaar
zou ik haar beter moeten kennen dan hier?
Het is hard om nu mijn ogen
te moeten sluiten voor haar verdriet,
maar helpen kan ik toch niet,
ze weent altijd even fel.
aurora
er staat een huis op het water - o
een ouderenhuis, dansend op de welvingen
het is een zeepbel, want ik zie geen ziel
ik zie een walvishart - maar geen thuis
er staan redders met luchtlaarzen op het water
er staat een vrouw op het water - ze heet aurora
er staat een kapsalon op het water, maar dat zie ik niet
ik zie een schip, een huis, een welving en de dood
het water is diep - en dat schreeuwen de mensen
het is gevaarlijk om op de hoogte te drijven, maar
sommigen slepen zich voort als een kous op het nat
stiekem en doordacht dolen ze door het huis
ik ben zo een enkele die niet zwemmen kan
niet schreeuwen kan, niet imiteren kan
die de zeilen droog houdt - ik ben zo een huis
zonder das, een man zonder madonna - een pasopper
er staan hoge bomen op het water, omdat ik dat wil
ik houd van de meeste bladeren van de meeste bomen
ze vormen een drijfvlak voor de middelste redster
ze heet aurora, en ik houd van haar
Wouter Steyaert