In de reeks Grote zus schrijft Willem Claassen over zijn zeven jaar oudere en dertig centimeter kleinere zus. Zij heeft het Downsyndroom. Om de zes weken een nieuwe aflevering. Deze week: Verjaardag.
Verjaardag
Bij verjaardagen in de familie gaat mijn zus altijd tussen de ooms en tantes zitten. Dat is nooit anders geweest. Ze voelt zich volwassen en wil niet bij de jeugd horen. Dit keer zijn we op het feest van tante Ria. Ook ik zit nu bij de ouderen, want het leeftijdsverschil met de aanwezige neefjes en nichtjes is net iets te groot.
De jarige tante houdt een schaal met hapjes voor de neus van mijn zus.
‘Mag ik dat?’ vraagt mijn zus aan mijn moeder. Ze heeft last van haar buik en volgt daarom een streng dieet.
‘Beter van niet,’ antwoordt mijn moeder die naast haar zit.
Mijn zus kijkt beteuterd.
‘Beter van niet,’ zegt ze tegen tante Ria, alsof die mijn moeder niet heeft gehoord.
‘O lekker,’ zeg ik en hang over de tafel om een worstje van de schaal te pakken. Ik stop hem in mijn mond en begin te smakken terwijl ik mijn zus aankijk. Ze zucht en gooit haar hoofd in haar nek.
Er wordt aan tafel gesproken over de huizenmarkt, over hypotheken en belastingen.
‘Weet je wie er vrijdag jarig is?’ vraagt mijn zus aan ome Peter.
Hij reageert niet. Hij luistert naar de buurman van mijn jarige tante. De buurman is van plan zijn huis te verkopen.
‘Weet je wie er vrijdag jarig is?’ vraagt mijn zus weer.
Opnieuw geen reactie.
Dan stoot ze ome Peter aan.
‘Weet je wie-.’
‘Susan, even stil zijn,’ zegt mijn moeder. ‘Hij is in gesprek.’
Mijn zus kijkt naar het bakje met nootjes dat op tafel staat. Ze blijft er lang naar kijken. Uiteindelijk strekt ze haar hand uit naar het bakje.
‘Mag jij dat?’ reageer ik meteen.
‘Hou op!’
‘Straks heb je weer buikpijn.’
‘Dit mag ik wel, toch?’ vraagt ze aan mijn moeder.
‘Eigenlijk niet, maar één handje kan niet zoveel kwaad. Dan moet je het daar wel bij laten.’
‘Da’s goed.’
Mijn zus stopt haar hand zo vol mogelijk. Een voor een begint ze de nootjes op te peuzelen.
‘En wat wilde jij eigenlijk vertellen?’ vraagt ome Peter.
‘Weet ik niet meer,’ zegt mijn zus terwijl er een stukje noot uit haar mond schiet.
‘Er was iemand jarig of zoiets?’
‘O ja! Weet je wie er vrijdag jarig is?’
‘Nee, geen idee.’
‘Raad eens.’
Ome Peter kijkt mij aan.
‘Je broertje.’
‘Nee,’ zegt ze en grinnikt.
‘Je zus.’
‘Nee.’
‘Pfoe. Is het iemand uit de familie?’
‘Nee.’
Mijn zus proest het uit van het lachen.
‘Dan weet ik het denk ik niet.’
‘Je moet blijven raden!’
Ze stopt weer een nootje in haar mond en begint langzaam te kauwen. Nu begint ome Peter te lachen.
‘Is het Henk?’
‘Nee.’
‘Piet?’
‘Nee.’
Ome Peter legt een hand op de schouder van mijn zus.
‘Vertel dan maar wie het is.’
‘Nee, blijven raden!’
‘Maar ik weet niemand meer die het kan zijn.’
Mijn zus kijkt hem verbaasd aan. Even laat ze haar hoofd hangen. Dan klapt ze enthousiast in haar handen.
‘Het is Freek! Freek is vrijdag jarig!’
Haar gezicht straalt.
‘Wie is Freek?’
‘Van mijn werk natuurlijk!’
‘Maar die ken ik niet.’
‘O.’
Met de buurvrouw van tante Ria heb ik het over mijn studie. Ze vertelt dat haar dochter bijna is afgestudeerd. Mijn zus schuift onrustig op haar stoel. Ze kijkt op haar horloge. Haar brillenglazen drukken tegen het klokje aan.
‘Wanneer gaan we?’ vraagt ze aan mijn moeder.
‘Voorlopig niet. We zijn er nog niet zo lang.’
Er wordt bijgeschonken. Mijn zus neemt een paar flinke slokken van haar cola en zet het glas dan weer op tafel. Er ontsnapt een zacht boertje.
‘Hebben we al gezongen?’ vraagt ze.
Niemand reageert. Er is een gesprek gaande over de verkiezingen die er aan zitten te komen.
‘We moeten nog zingen,’ zegt mijn zus.
Ze wacht niet langer. Ze staat op, schuift haar stoel naar achteren om meer ruimte te krijgen en begint dan hard te zingen, door het gesprek heen. Elk woord dat volgt gaat harder en valser. Verwoed klapt ze in haar handen de maat mee. Tante Erica begint mee te doen en al snel is de hele woonkamer aan het zingen voor de jarige tante Ria. Mijn zus brult er bovenuit.
Als het klaar is, drinkt ze het laatste beetje van haar cola. Ze hijgt nog wat na van de inspanning. Het gesprek aan tafel wordt hervat. Mijn zus drukt haar brillenglazen opnieuw tegen het horloge.
Ze draait haar hoofd naar mijn moeder.
‘Zullen we zo gaan?’