Ingeborg Klarenberg (1988) schrijft poëzie, maar wil het liefst ook nog proza schrijven. Ze publiceerde gedichten in Op Ruwe Planken, Met Andere Zinnen, Meander en Krakatau. In 2008 las ze voor op o.a. Het Nijmeegs Boekenfeest en poëziefestival Onbederf'lijk Vers. Daarnaast studeert ze in Utrecht Aardwetenschappen om de wereld vanuit een ander perspectief te leren bekijken. Onlangs werd ze nog genomineerd voor de Meander Dichtersprijs 2009.
Verdwijnpunt °1
Het paard neemt in zijn vlucht
een zadeltas mee met alle dingen
waarvoor ik namen zocht. In zijn manen
vond ik een slang die er altijd al was.
Hij wurgt me en ik lach erom.
Het wolkendek is van porselein. Nog altijd
wil ik ruiter zijn, het gras te grazen nemen
en om ons heen de velden. Ik wil het slagveld
kunnen overzien als een schaker
die nooit schaakmat roept. Ik wil het zien
als de wolven daar staan en
weg kunnen kijken. En dan
zoek ik een dal om te slapen.
Verdwijnpunt °3
Een vrouw strijkt vouwen uit kussenslopen,
een kind speelt een spel met negen levens.
Tegen een hek staat een oude fiets, een man
plast in een heg. De fiets wordt door een voorbijganger
gered van verdrinken in een gracht. Een bijna vader
bladert in het telefoonboek op zoek naar namen.
Er staan auto's verkeerd geparkeerd
en er zijn agenten in burger, maar feitelijk
doet niemand iets fout.
In een open raam dat niet open mocht
zit een meisje in een zijden jurk.
Onder haar bungelende voeten
zwijgt de straat als een graf.
Verdwijnpunt °4
Ik sta hier nog jong
meeuwen van mijn dak
te weren. Ik sta hier
zwaaiend naar de herfst
te midden van een rampgebied
dat bestaat uit grind
en ouders en wat ze je meegeven
als je wegloopt: de oude paraplu
en wat kranten voor de regen
en je schoenen. Ik sta hier
een land aan te kondigen
waarin geen mens
nog honing eet.