Op het eiland Øy is er één berg. Één school. Één auto. Er vaart één boot per dag. Altijd ligt er sneeuw.
Tove is een jongen van 11. Hij woont aan de voet van de berg. Aan de andere kant is een meisje komen wonen. Ze is ook 11. Hij heeft haar nog niet gezien, Maar wel al gehoord. Tove heeft één droom. Kunnen vliegen net zoals zijn vader. Vliegen is gemakkelijk. Ik weet dat. Ik heb het bijna gedaan. Gisteren op weg naar school. Ècht. Het waaide hard. Zo hard dat ik met mijn jas open tegen de wind in kon hangen zonder om te vallen. De wind tilde mij op. Ik maakte sprongen van minstens vijf of wel acht meter. Als ik het toen écht had gewild, had ik zonder moeite kunnen opstijgen en wegvliegen. Maar ik heb het niet gedaan. Want vliegen is gemakkelijk, maar landen… dat is een ander verhaal.
Een voorstelling over vasthouden, missen en loslaten. Voor iedereen die al wel eens vlinders in zijn buik gevoeld heeft.