Weerwoord
Amir Bachrouri over burgerschap & democratie
Lees hieronder de column die Amir Bachrouri bracht op Burgers & democratie #1 op 6 maart 2024:
Er waren twee opties vandaag: als een angsthaas mijn plekje op dit podium afstaan of het podium beklimmen om de angst te onderdrukken. Bepaalde politieke hoeken zouden eerder ‘temmen’ in de mond nemen. Bepaalde politieke hoeken. Van de Kamer. De Kamer die dit jaar hoogstwaarschijnlijk nog meer bevolkt zal worden door radicale stemmen die de hemel op aarde beloven. Gedaan met de rijken, gedaan met de migratie. Alleen zij kunnen de explosie aan meningen over X en Y, de woede die dan terecht is en dan weer volkomen onterecht, kanaliseren. Alleen maar radicalen kunnen deradicaliseren – hoe bevreemdend dat ook moge klinken. Maar is dat wel zo? Is dat wel zo? Een vraag die we de laatste jaren hebben nagelaten onszelf en hén te stellen. Of het wel zo is dat hun beleid de burger voor wie zij menen op te komen significante voordelen zal opleveren? Of het wel terecht is dat ze de woede soms in den treure blijven opkloppen met campagnes op en over de rand van het fatsoen? Of het wel terecht is dat ze ‘de zakkenvullerij’ in vlammende betogen aanklagen, maar zelf een oogje toeknijpen wanneer ze de budgetten voor hun advertenties op sociale media goedkeuren? Wij, al degenen die in die extreme oplossingen geen heil zien, hebben gefaald. Gefaald, want onze buur, broer, of broer is voor onze ogen gaan verbroederen met die extremen.
Lieve mensen, ik maak mij zorgen over de staat van onze samenleving. Ideeën over de samenleving raken aan het fundament van de politiek. Wie willen we zijn, wie willen we niet zijn. Wat willen we nog doen, wat hadden we beter anders gedaan. Wie worden wij, of zijn we al? Nee, we zijn er nog niet. In Nederland was het signaal van de kiezer oorverdovend: Geert Wilders moest en zou het land leiden. De Messias. Ook Vlaanderen moet terug van ‘ons’ worden, menen sommigen. Wie ‘ons’ is, wie Vlaanderen vandaag dan in zijn bezit heeft, hoe ‘we’ Vlaanderen ‘terug’ krijgen: vragen waar antwoorden verschuldigd op blijven. En daarmee is meteen de olifant in de kamer benoemd. Nooit deelgenomen aan de macht en toch zo invloedrijk. Zo verlammend, ook. Zonder ooit maar geproefd te hebben van zoiets complex als beleid en bestuur, toch zo bepalend voor ons denken over dat beleid en bestuur. Wie beleid voert en bestuurt, die verliest. Stemmen. Maar ook principes vlakken. Aan populariteit boet je in. Tenzij, tenzij je in het nauw gedreven wordt en rare sprongen maakt. Het stinkdier overstinken. Dat stinkt. En wringt. Want is het juist niet zo dat al wie in onze stad terechtkomt, de ene het geluk najagend, de ander de liefde. Voor de een is dat het geluk, voor de ander begint dan de weg naar de afgrond. In het verenigingsleven komen we dan terecht. In De Studio, in de Droomhut van de J100, … De mogelijkheden in deze stad zijn talrijk. Mogelijkheden die we jonge mensen zouden kunnen moeten geven. Waarom pikken we het toch dat er voor hen geen antwoord wordt gegeven op die vragen hoe we met wie waarnaartoe willen? In wat voor wereld zijn we beland als die vragen niet meer stellen tot de norm wordt verheven? Over de partijfinanciering bijvoorbeeld die de spuigaten uitloopt, maar ook over de kinderen in deze stad achter wiens glimlacht doffe ellende schuilgaat?
Dus neen, ik vertik het om toe te geven aan de idee dat wij alleen maar moeten ondergaan. Ik weiger me neer te leggen bij wat onvermijdelijk nog komen zal. De grillen van de angst verleiden, maar leiden ook af. Ik weiger onverschillig te worden. Qui peut le moins, peut le plus.